Het kabinet wil de balans herstellen als het gaat om het werken met zelfstandigen en als zelfstandige. Het streeft naar kleinere financiële verschillen tussen beide situaties en verduidelijking van de juridische regels rond een dienstverband. Tot slot wordt ingezet op handhaving door de Belastingdienst. Het is de bedoeling om uiterlijk op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op te heffen. Hoe staat het met de regelgeving om dit te bewerkstelligen?
Maatregelen
Het kabinet kiest ervoor om tegelijkertijd langs drie lijnen maatregelen te nemen:
- Het creëren van een gelijker speelveld voor contractvormen van werknemers en zelfstandigen.
- Het verduidelijken van de regels over wanneer als werknemer gewerkt wordt en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden.
- Het versterken en verbeteren van de handhaving en in voorbereiding op afschaffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025.
Gelijker speelveld
Voor de eerste lijn is in het Belastingplan 2023 onder andere de versnelde afbouw van de zelfstandigenaftrek en uitfasering van de fiscale oudedagsreserve opgenomen, om de fiscale prikkel te verkleinen. Daarnaast wordt in de brief de voortgang gemeld op de invoering van de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers, de mogelijkheden voor collectief onderhandelen voor zelfstandigen en de versterking van de positie van zelfstandigen in Sociaal Economische Raad (SER).
Dienstverband
Met de tweede lijn wil het kabinet de regelgeving verduidelijken. Dit is niet alleen gericht op het bieden van bescherming van diegenen die daarop recht hebben, maar ook om echte zelfstandigen meer duidelijkheid te geven over de ruimte om te ondernemen. De wettelijke norm om werknemers van zelfstandigen te onderscheiden is een open norm ‘werken in dienst van’ (gezag), die door rechterlijke uitspraken (jurisprudentie) is ingekleurd. Om de praktijk voortaan meer duidelijkheid en houvast te bieden, wil het kabinet de regels vanuit de jurisprudentie overzichtelijk bijeen brengen en structureren door de drie hoofdelementen uit de jurisprudentie in regelgeving vast te leggen:
- Worden er instructies gegeven en wordt toezicht gehouden op het werk? (ook wel aangeduid als materieel gezag).
- Is het werk organisatorisch ingebed in de organisatie van de werkgevende?
- Is er sprake van zelfstandig ondernemerschap binnen een arbeidsrelatie? Dit biedt een contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
De drie hoofdelementen worden de komende tijd nog verder ingevuld en uitgewerkt met de betrokkenen. Het kabinet wil daarin een balans vinden tussen de drie hoofdelementen waarmee in de praktijk gewerkt kan worden. Voor de zomer zal het concept-wetsvoorstel voor internetconsultatie voorliggen. Begin 2024 gaat er een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer met de uitgewerkte wijzigingen.
Verder wordt op dit gebied gewerkt aan een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan een uurtarief, zoals ook voorgesteld in het MLT-advies van de SER. Dit rechtsvermoeden is vooral gericht op het versterken van de positie van werkenden met minder onderhandelingsmacht en voor wie het daardoor extra lastig kan zijn hun rechten op te eisen. Het rechtsvermoeden zorgt ervoor dat als iemand zich beroept op een werkgever-werknemer relatie en de werkgevende het bestaan daarvan ontkent, de werkgevende moet bewijzen dat hij geen werkgever maar opdrachtgever is.
Handhaving
Het kabinet heeft de ambitie om op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium volledig op te heffen. Hiervoor worden diverse acties opgezet om burgers en bedrijven hierop voor te bereiden. Zo gaat de Belastingdienst actief samenwerken en hulp bieden aan partijen die willen en kunnen voldoen aan de fiscale en sociale verplichtingen. Ook komt er meer aandacht voor dossiers waar onzekerheid over de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie bestaat. Uiteindelijk doel is dat burgers en bedrijven zoveel mogelijk uit zichzelf regels gaan naleven. Daarbij besteedt de Belastingdienst actief aandacht aan dossiers waar onzekerheid is over de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie.
Ten slotte gaat het kabinet via een werkprogramma aan de slag met de specifieke problematiek in sectoren als kinderopvang, onderwijs en de zorg. De werkdruk in die sectoren kan mensen ertoe bewegen om zelfstandige te worden, en daarmee kan nog meer werkdruk ontstaan voor werknemers in dienst. Daarnaast zijn er zorgen over de daarmee gepaard gaande oplopende kosten. Het kabinet zal daarom voor deze sectoren de samenhang tussen de generieke maatregelen en de sectorspecifieke maatregelen voor onderwijs, zorg en kinderopvang nadrukkelijk bewaken. Waar nodig worden aanvullende maatregelen genomen, waarbij uiteraard ook oog is voor het belang van goed werkgeverschap in die sectoren.
Het kabinet wil bij het verdere uitwerken van zowel de verduidelijking als bij het verbeteren van de handhaving de komende tijd belanghebbenden nauw betrekken. Dit om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat de markt weet welke regels gelden en daarmee kan werken.
Let op: Dit overzicht komt uit de voorgangsbrief die onlangs aan de Eerste en Tweede Kamer is gestuurd. Het is zeer complexe materie. Laten we hopen dat de gewenste duidelijkheid er op 1 januari 2025 is.
Nieuw binnen