Een bedrijfsoverdracht is een belangrijk moment in het bestaan van een onderneming. En belastingheffing als gevolg van een bedrijfsopvolging kan de continuïteit van een onderneming in gevaar brengen. Daarom zijn er fiscale regelingen voor de bedrijfsoverdracht. Het CPB heeft geconcludeerd dat deze niet optimaal werken. Het kabinet komt nu met een voorlopig standpunt en een vervolgtraject.
Bedrijfsopvolgingsregeling (schenk- en erfbelasting) blijft
Het kabinet kiest er voor de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) niet af te schaffen, maar waar nodig aan te passen. Het kabinet vindt het onwenselijk dat de continuïteit van een levensvatbare onderneming als gevolg van bedrijfsoverdracht via vererving of schenking wordt geschaad met als gevolg een verlies aan werkgelegenheid en economische diversiteit.
Aanpak schijnconstructies
Het kabinet wil schijnconstructies en oneigenlijk gebruik aanpakken, ook binnen de BOR en fiscale doorschuifregelingen. Onderdeel van deze taakopdracht is het uitzonderen van verhuurd vastgoed aan derden van deze regelingen. Concreet betekent dit dat aan een ander verhuurde onroerende zaken in alle gevallen voor deze regelingen worden aangemerkt als beleggingsvermogen. Onroerende zaken die worden gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening blijven tot het ondernemingsvermogen behoren. De benodigde wetsaanpassing zal deel uitmaken van het Belastingplan 2024. De Belastingdienst heeft kenbaar gemaakt dat dit een grote verlichting in de uitvoeringslast oplevert. Ook voor belastingplichtigen is dit een vereenvoudiging.
Nader onderzoek in de komende maanden
In de komende maanden kijkt het kabinet naar de beste manier om de regelingen verder aan te passen met als doel een positief effect op de doelmatigheid en uitvoerbaarheid van de regelingen, zowel vanuit het perspectief van ondernemers als de Belastingdienst. Dit moet leiden tot eenvoudiger regels en minder juridische procedures. In het voorjaar zal het kabinet bekijken of en welke aanpassingen van de BOR wenselijk zijn.
Het kabinet onderzoekt daartoe de volgende vragen:
- Hoe kan beter onderscheid worden gemaakt tussen ondernemings- en beleggingsvermogen (naast het wettelijk aanmerken van aan derden verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen?
- Kan de toegang tot de regelingen beperkt worden tot reguliere aandelen waarmee daadwerkelijk ondernemingsrisico wordt gelopen, bijvoorbeeld reguliere aandelen met een stemrecht? En hoe kunnen deze aandelen worden gedefinieerd?
- Is het wenselijk om de dienstbetrekkingseis in de fiscale doorschuifregelingen te laten vervallen dan wel anders vorm te geven?
- Is het mogelijk om de huidige bezits- en voortzettingseis in de BOR zodanig aan te passen dat deze positiever uitpakken voor de flexibiliteit van ondernemingen (wijziging ondernemingsactiviteiten) waarbij alleen reële bedrijfsopvolgingen in aanmerking komen?
- Is het mogelijk om toepassing van de regelingen te beperken tot een eenmalige toepassing, zodat meermaals gebruikmaken voor dezelfde onderneming tussen dezelfde personen niet mogelijk is (BOR-carrousel)?
- Kan navolging gegeven worden aan de aanbevelingen die het CPB doet om het gebruik van de doorschuifregelingen beter te registreren en in aangiftes op te nemen?
- Welke beleidsopties die het CPB geeft voor een doelmatiger regeling zijn wenselijk?
- Welke knelpunten in de uitvoering die de Belastingdienst heeft gesignaleerd, kunnen verholpen worden?
- Welke knelpunten in de uitvoering die ondernemers signaleren, kunnen verholpen worden?
- Wat is de verdeling van het ondernemings- en beleggingsvermogen in de BOR?
Familiebegrip BOR
Vanuit een aantal maatschappelijke partijen is de wens naar voren gekomen om ook te kijken naar aanpassing van de BOR door een familiebegrip op te nemen. Hierbij zijn er twee denkrichtingen.
De eerste denkrichting is het opnemen van de (extra) voorwaarde dat bijvoorbeeld 50% van de aandelen en van het stemrecht in handen van één familie moet zijn. Dit zou toepassing van de BOR naar verwachting niet eenvoudiger maken en tevens ertoe leiden dat bij sommige reële bedrijfsopvolgingen de BOR niet meer kan worden toegepast. Wel zou hiermee kunnen worden voorkomen dat de BOR kan worden toegepast bij een willekeurig aanmerkelijk belang dat door vermogenden wordt aangeschaft.
Een andere denkrichting is het mogelijk maken dat familieleden die door meerdere verervingen nog maar een zeer klein (minder dan 0,5%) belang hebben in een familieonderneming waardoor dit belang in box 3 wordt belast, toch nog in aanmerking komen voor toepassing van de BOR. Deze denkrichting staat echter haaks op het uitgangspunt van het kabinet om reële bedrijfsopvolgingen te faciliteren en de BOR eenvoudiger te maken. Het kabinet heeft hiernaar gekeken en heeft besloten hier geen opvolging aan te geven.
Traject
De verdere uitwerking van de verbeteropties zal ook worden besproken met verschillende betrokken partijen, zoals bijvoorbeeld VNO-NCW, MBK-Nederland en Familiebedrijven Nederland.
In het voorjaar neemt het kabinet de tussentijdse conclusies ten aanzien van bovenstaand onderzoek mee in de besluitvorming. Vervolgens wordt de Tweede Kamer uiterlijk aan het eind van de eerste helft van 2023 nader geïnformeerd over de exacte uitkomsten van dit onderzoek waarbij ook wordt ingegaan op de door de Kamer aanvaarde moties over de fiscale behandeling van bedrijfsoverdrachten.
Daarna is het kabinet voornemens om de uitkomsten van het onderzoek ten aanzien van de fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging mee te nemen in wetgeving in het Belastingplan 2024.
Let op: De bedrijfsopvolgingsregeling en de fiscale doorschuifregelingen liggen onder vuur, maar het kabinet wil ze voor reële gevallen handhaven. De aangepaste regelgeving moet in 2024 ingaan, dus 2023 wordt een spannend jaar voor bedrijfsopvolging. Speelt dit bij u, houd de lijn met uw adviseur dan kort.
Nieuw binnen